Schrijfster Heleen van den Hoven woont al ruim dertig jaar in Nieuwegein. Onlangs kwam haar derde boek Het Tango algoritme uit. Toen haar kinderen nog klein waren, schreef Heleen De Troonladder en Losse tanden, enkele kinderboeken die spelen in de wijk Zuilenstein. Deze boeken zijn via onze webshop te koop. Voor de lezers van De Digitale Stad Nieuwegein tekent ze wekelijks haar spinsels op met haar schrijverspen. Deze keer deel negen van het vervolgverhaal over Reinhuizen CS.
In de vorige aflevering fietste Saar na een bezoek aan de bibliotheek naar huis. Deze week: ‘Saharazand en schoorsteenvegers en de ………… djinn.’
Als ik de volgende ochtend naar kasteel Rijnhuizen fiets, zie ik hoe een dikke laag saharazand alle auto’s en stoepen bedekt. Enkele chauffeurs zijn in de weer met emmertjes water om hun voorruiten schoon te spoelen. Eenmaal bij het kasteel is het nog erger. Wanneer ik mijn fiets parkeer, kan ik de witte anemonen waar ik zo dol op ben niet meer zien. Het prachtige veld, de brug, de daken, alle raamkozijnen, elk horizontaal vlak is geelbruin van het stof uit de Sahara. Dat denk ik althans, tot ik naar het koetshuis wil lopen en mijn weg wordt versperd door twee somber uitziende professoren.
‘Er wordt vandaag niet gewerkt,’ zegt de ene, ‘een probleempje in het kasteel.’
‘Komt door de schoorsteenveger,’ zegt de ander.
De schoorsteenveger? Die was er twee dagen geleden, ik heb nog koffie met hem gedronken. Ik zie meer medewerkers van het FOP op de stoepen staan. Net op het moment dat ik me om wil draaien om weer naar huis te gaan, verschijnt Lena van Tuijl voor de ingang van het kasteel.
‘Saar!’ Ze rent op me af. ‘Heb je je schetsboek bij je?’
Dat heb ik, ik ga nooit op stap zonder tekenspullen. Ik houd het omhoog en ze sleept me mee naar het kasteel. ‘We hebben een probleem. Er zit hier een djinn, maar niemand weet waar precies.’
Ha, daar komt mijn talent om vreemde figuren te tekenen van pas. Ik ben een illustra, iemand die magische wezens en ander gespuis kan zien, al dacht ik altijd dat ik ze uit mijn fantasie putte. De dingen die ik teken, blijken vaak werkelijk te bestaan, ook al is het niet de bedoeling dat ze zich in onze huidige wereld vertonen. Het is de taak van Lena van Tuijl en de andere medewerkers van JOKE om die vagranten, zoals ze ze noemen, naar een andere wereld te helpen. Dat doen ze vaak via de kelders van het kasteel.
‘Hoe weet je dat er een djinn is, als je hem niet kunt zien?’ vraag ik.
Lena gebaart om zich heen. ‘Saharastof. We vermoeden dat de djinn in de schoorsteen verborgen zat, en dat de schoorsteenveger hem heeft gewekt. Al dat stof is het resultaat van een woedeaanval. Je had hier gisteravond moeten zijn, het leek wel een wervelwind.’
Ik wil best een djinn tekenen, maar… ‘Hoe ziet een djinn eruit?’
Lena weet het ook niet precies. ‘Het is een geest, een beetje doorzichtig, soms nogal oosters, maar eigenlijk kunnen ze elke vorm aannemen.’
Daar heb ik dus niet veel aan. Ik pak mijn schetsboek en een potlood en loop voorzichtig rondom het kasteel. Op het terras voor het koetshuis probeert iemand de tafels schoon te krijgen, het lijkt een hopeloos karwei. Ik kijk hoog en laag, van de gracht rond het kasteel, onder de bruggen, tot aan de schoorstenen op het dak. Ik speur in de bomen en laat mijn hand schetsen maken op papier. Wat ik ook zie, alles lijkt gewoon bij het kasteel te horen. Ik laat mijn blik over de gazons gaan, de leilindes, en terug langs de koetshuizen. Aan de andere kant van het kasteel staat een kunstwerk in het gras, een groot ijzeren insectachtig geval, dat het Vliegend hert wordt genoemd. Ook dat teken ik, en de bloesemboom ernaast, en de bloeiende planten eronder. Dan kijk ik nog eens goed naar mijn tekening. Hoeveel poten heeft het ijzeren insect nu echt? Er klopt iets niet. Ik krijg de tekening ook niet scherp, de randen worden omfloerst door een soort waas… of door een geest.
Om de djinn niet op te schrikken, hij lijkt in diepe rust, loop ik terug naar het kasteel en waarschuw Lena. Enthousiast trommelt ze een team van opruimers bij elkaar. ‘Ik heb vijf Jokers nodig,’ hoor ik haar door haar mobiel zeggen.
Tot mijn genoegen is Jan de Vries een van de opruimers, net als professor Cornelis Kers.
In een zaal in het kasteel vergaderen ze, met mij erbij. Ik mag door het raam de djinn in de gaten houden.
‘Hoe lossen we het op?’ vraagt Jan de Vries. ‘Doen we de wensen-route?’
‘Dat is niet erg wenselijk,’ zegt Lena. ‘Als we wensen moeten bedenken krijgen we alleen maar ellende.’
Jan ziet mijn vragende blik en legt uit: ‘Djinns houden ervan om mensen drie wensen voor te schotelen. Maar als je daarop ingaat, loopt het altijd slecht af. Nee, in dit geval is er maar een oplossing. Iemand zin in een Djinn-tonic?’
‘Gin-tonic?’ vraag ik verbaasd. Het is niet echt een moment voor sterke drank.
‘Djinn-tonic,’ zegt Jan. Hij schudt zijn donkere krullen naar achteren en een glimlach doet zijn oosterse ogen glanzen. ‘Simpel: de geest moet terug in de fles.’
Wordt vervolgd